Het geheim van HVO
Truus Kloens; het geheim van HVO
Truus Kloens is 77 jaar en geeft al 42 jaar les aan kinderen in humanistisch vormingsonderwijs. In Dordrecht is ze dan ook best befaamd. Regelmatig wordt ze door kinderen die ze ooit lesgaf herkend en voor menig van hen was zij iemand die echt iets heeft betekend in hun leven. Truus is een begenadigd verhalenverteller, iets wat haar zeker helpt in haar werk. Doordat zij verhalen deelt uit haar leven, krijgt zij verhalen terug van de leerlingen. ‘Ik wil dichtbij blijven. Daarom raak ik de grote thema’s van het humanisme aan via spel en persoonlijke gesprekken. Dan bereik je het meeste.’
Truus verwerkt het humanisme, de levensbeschouwing die volgens haar draait om vorming van identiteit en humaniteit, intuïtief in haar lessen. Zo legt ze bijvoorbeeld met behulp van Matroesjka- poppen uit wat burgerschap is, gebruikt ze de vijf postulaten van het humanisme in overdrachtelijke zin en mogen de kinderen uit een mooi versierd doosje geluksmomenten kiezen. ‘Met de Matroesjka-poppen kan ik laten zien dat de leerlingen onderdeel uitmaken van een groter geheel: jij, je gezin, je school, je dorp of stad, Nederland, Europa en tenslotte de hele wereld. Ik stel ze open vragen. Hoe kijk jij naar de wereld? Wat vind jij daarin belangrijk? Waar geloof je in en waar geloof je niet in? Dat zijn grote vragen. Maar dan maak ik het weer klein door een spel of ik laat ze tekenen of acteren.
Grote thema’s, klein leren
Neem de vijf postulaten, grondslagen van het humanisme: natuurlijkheid, verbondenheid, gelijkheid, vrijheid en redelijkheid. Voor kinderen zijn dat hele abstracte begrippen. Ik hou zelf erg van tekenen en heb van ieder kernidee een tekening gemaakt. Ik vraag wat ze denken dat het betekent. Dan gaan we erover praten en leg ik het kort uit. Die tekeningen leg ik vervolgens op de grond als een soort spoor van stapstenen en dan laat ik ze daaroverheen naar een doos lopen waarop staat Het geheim van HVO. Ik sta daarachter en zeg: “Je mag niet zeggen wat je ziet”. Dan zit er een spiegel in en kijken ze naar zichzelf. En dan zeg ik: “Wat je ziet, daar moet je heel goed voor zorgen”. Ik wil de kinderen zelf leren nadenken. Bij mij hoeven ze niet diep te filosoferen, dat komt vanzelf.
Zelf leren denken
Dat zelf leren nadenken gebeurt bij kinderen automatisch als je ze op een leuke manier stimuleert’, legt Truus uit. ‘De eerste week in het nieuwe jaar bijvoorbeeld geef ik alle kinderen een hand en wens ze allemaal op een andere manier iets toe: een sportief nieuwjaar, een smakelijk nieuwjaar, een vrolijk nieuwjaar en dan vertel ik over onze jaartelling, waar die begon. Ik vertel over de dagen, de weken, het schrikkeljaar, dat ze tijd over hadden en de maanden. Dan laat ik een foto van Janus zien; de tweekoppige Janus. Een kop heeft zijn ogen dicht, de andere kop zijn ogen open. In de romeinse tijd zag je deze afbeelding in alle stadspoorten. Je gaat met een open blik de toekomst in, en wat geweest is sluit je af.
In het nieuwe jaar maken mensen goede voornemens. Dan vraag ik: “Wat gaat het komende jaar voor jou brengen? Wat denk je dat er gebeurt of verandert?” Ze mogen het in een brief opschrijven. Hun gedachten, wensen en geheimen. De brief gaat in een envelop en die plakken we dicht. Aan het eind van het jaar krijgen ze de envelop terug. Het is een brief voor henzelf. Vaak gaan leerlingen er dan vanzelf met elkaar over praten en ontstaan de mooiste gesprekken. Dat vind ik belangrijk bij mijn lessen. De kinderen uiten zich naar elkaar zonder dat ik me ermee bemoei.
Draadjes
Een mooie manier om het thema verbondenheid te verbeelden, is met behulp van een bolletje wol. Ik vertel dat we allemaal verbonden zijn met elkaar, met de mensen om ons heen, maar dat je dat niet altijd kunt zien. We gaan in een kring staan. Ik zeg de naam van een kind en ik gooi het bolletje wol terwijl ik het uiteinde vasthoud. Dat kind zegt weer een andere naam en gooit het bolletje door. Er ontstaat een spinnenweb aan draad door iedereen vastgehouden. “Kijk, zeg ik dan, we zijn zichtbaar verbonden.” Dan gaan we allemaal op een stoel staan, laten de draad niet los. “Het was lastig, op die stoel klimmen, maar we zijn nog steeds zichtbaar verbonden.” Dan tel ik af en laten we de draad los. “En nu zijn we onzichtbaar met elkaar verbonden.”
Zelf is Truus onlosmakelijk met haar leerlingen verbonden. Zo had ze vijfentwintig jaar geleden een leerling in groep 8 die naar een kindertehuis moest en daardoor naar een andere school. Ze wilde dolgraag weer bij Truus terecht komen voor hvo-les en dat gebeurde ook. ‘Het was een lief meisje en ik was belangrijk voor haar. Ze kende niemand op die nieuwe school.
Twee jaar geleden in coronatijd liep ik in een kringloopwinkel. Gilt er ineens iemand: “Dat is juffrouw Truus.” Het was een leerling en haar moeder bleek het meisje van het kindertehuis te zijn. Ze vertelde me dat ze niets meer wist uit die tijd in het tehuis, maar mij herinnerde ze zich wel en ze had veel aan mijn lessen gehad. Ze wilde ook graag een brief sturen aan een vriendin van de oude school maar wist haar adres niet. Ik zei dat ik de brief wel zou geven. Dat bracht me op een mooi les-idee. Nu laat ik de kinderen van de verschillende scholen waar ik lesgeef brieven schrijven aan elkaar over zichzelf, hun dromen en wensen en speel ik voor postbode. Er ontstaan hele vriendschappen uit.’
Vroeger er nu
Over de vraag of het vormingsonderwijs vroeger veel anders was dan nu hoeft Truus niet lang na te denken. ‘Kinderen blijven kinderen. Vroeger was het wel stiller in de klas. Waren ze netjes aan het rekenen en schrijven en als ze mij zagen zeiden ze: “Oh, mogen we onze mening weer geven!” Tegenwoordig krijgen ze veel meer informatie binnen en vinden ze overal wat van. En je ziet in hun brieven andere voornemens, zoals ik wil meer naar buiten. Vroeger speelde je vanzelf buiten.’
En probleemgedrag? Is dat toegenomen? ‘Welnee, dat was er altijd al. Je moet er gewoon goed mee omgaan. Als ze vervelend doen zeg ik: “Wat een vreemd gedrag, wat vind je daar nu zelf van?” Ik ga gewoon het gesprek aan. En als ze heel druk zijn, dan zet ik ze apart. Ook had ik een keer een meisje dat steeds mijn grenzen opzocht. Toen heb ik haar naast me gezet en taken gegeven. Bleek ze hartstikke blij dat ze me mocht helpen. Ik heb in al die jaren lesgeven best moeilijke groepen gehad. Ze mogen bij mij heel veel, maar ik ben ook wel eens weggelopen.
Seksualiteit bespreken is wel heikel geworden tegenwoordig. Voor je het weet staan er ouders op je stoep. Leerlingen stellen er wel vragen over. Zo vroeg een jongen waarom hij zulke akelige geluiden hoorde uit de slaapkamer van zijn ouders. “Juf Truus, ze gaan toch niet dood?” Toen zei ik: “Van seks ga je niet dood, het is alleen hard werken. Als je gaat hardlopen ga je ook zweten en kreunen.” Hij bleef erover doorvragen. Op een bepaald moment vroeg ik, als grapje, of morgen zijn ouders op de stoep zouden staan. Ging hij er heel serieus op in en zei: “Dat denk ik niet, want u geeft alleen antwoord op mijn vragen.”
En tegenwoordig heb je een vertrouwenspersoon op school. Ik schrik niet zo gauw, maar als ik iets hoor wat echt niet klopt, dan speel ik het door. Altijd praat ik eerst met het kind zelf.’
Menslievend
Humanisme is voor Truus menslievendheid en dat straalt ze zelf ook uit. ‘Ik hou van de kinderen die ik lesgeef en wil ze graag gelukkig zien. Ik doe bijna alles op gevoel. Al tien jaar vragen mensen aan mij hoe lang ik nog les wil geven. Voor mij is het geen moeten maar een mogen. Het is een verrijking van mijn leven. Dus zolang de kinderen van mij willen leren en ik er nog plezier in heb, stap ik elke dag op mijn fiets met een tas vol spellen en verhalen.’
(Gesprek tussen Truus Kloens, vakleerkracht HVO en Marlies Timmerman, directeur HVO Primair – opgetekend door Inge van der Krabben, communicatiemedewerker Centrum voor Vormingsonderwijs – 10 jan 2024)